-
1 embarrasser
embarrasser [ãbaaraasee]2 hinderen ⇒ belemmeren, in de weg staan♦voorbeelden:2 verward raken ⇒ zich verstrikken (in), in de war raken♦voorbeelden:1. v2) hinderen, belemmeren2. s'embarrasserv3) meesjouwen, meenemen -
2 démonter
démonter [deemõtee]v3) demonteren, uit elkaar halen -
3 désarçonner
-
4 intimider
intimider [ẽtiemiedee]〈 werkwoord〉2 intimideren ⇒ angst aanjagen, vrees inboezemen♦voorbeelden:v2) intimideren, angst aanjagen -
5 désorienter
désorienter [deezorjãtee]〈 werkwoord〉2 van zijn stuk brengen ⇒ van de wijs brengen, in de war brengen -
6 effarer
effarer [effaaree]1 ontstellen ⇒ doen schrikken, van zijn stuk brengen1 ontsteld raken ⇒ schrikken, van zijn stuk gebracht worden -
7 décontenancer
décontenancer [deekõtnãsee]1 van de wijs brengen ⇒ uit 't veld slaan, van zijn stuk brengen -
8 déboussoler
déboussoler [deeboesollee]1 in de war brengen ⇒ verbijsteren, van zijn stuk brengen -
9 interloquer
-
10 robuste
robuste [robbuust]1 robuust ⇒ sterk, krachtig, stevig (gebouwd)adj1) robuust, sterk, stevig, fors -
11 déranger
déranger [deerãzĵee]1 in de war brengen ⇒ door elkaar gooien, verstoren2 ontregelen ⇒ stukmaken, de werking verstoren van3 storen ⇒ hinderen, lastig vallen, afhouden (van)♦voorbeelden:avoir l'esprit dérangé • niet goed bij zijn verstand zijnavoir l'estomac dérangé • last van zijn maag hebben♦voorbeelden:1 ne vous dérangez pas • blijft u zitten, doet u geen moeite1. v1) verstoren2) ontregelen3) storen, lastig vallen2. se dérangerv -
12 ahurir
-
13 tête
tête [tet]〈v.〉1 hoofd ⇒ kop, gezicht5 kop ⇒ top, bovenkant, voorste gedeelte♦voorbeelden:1 avoir, être une tête à claques, à gifles • een irritant koppie, een rotkop hebbentête de mort • doodshoofd, doodskopune tête de six pieds de long • een lang gezicht, een gezicht als een oorwurmde la tête aux pieds • van top tot teenêtre la tête de Turc, servir de tête de Turc • het mikpunt, pispaaltje zijndonner tête baissée dans qc. • blindelings, zonder te kijken ergens op inlopen, tegenaan lopen; 〈 ook〉 er blindelings inlopenavoir une bonne tête • er betrouwbaar, intelligent uitzien, een sympathieke kop hebbence sont deux têtes sous un même bonnet • dat zijn twee handen op één buiktomber la tête la première • voorovervallenla tête renversée • met het hoofd naar achterensale tête • gemene kopcourir tête baissée • lopen zo snel als men kandonner sa tête à couper • zijn hoofd eronder durven verweddenen faire une tête • een lang gezicht zettenjeter qc. à la tête de qn. • iemand iets naar het hoofd slingeren, iemand iets verwijtenrompre la tête à qn. • iemand de oren van het hoofd schreeuwentourner la tête • het hoofd afwenden2 c'est, il a une tête en l'air, tête sans cervelle, tête de linotte, tête d'oiseau • hij is een leeghoofd, heeft de hersens van een garnaal, gedraagt zich als een kip zonder kopavoir une tête de cochon, de mule • koppig zijnêtre une tête de cochon, de lard, de mule, de pioche • een stijfkop zijnmettre la tête à l'envers à qn. • iemand het hoofd op hol brengentête brûlée • heethoofdavoir la tête chaude • een heethoofd, driftkop zijnavoir la tête fêlée • een beetje getikt zijnune forte tête • iemand met een eigen wil, dwarskopavoir la tête froide • koelbloedig zijn〈 informeel〉 une grosse tête • een knappe kop, superintelligent persoon〈 informeel〉 avoir une, la grosse tête • pretenties, praatjes hebben〈 informeel〉 petite tête! • domkop!, sufferd(je)!examiner, réfléchir à tête reposée • rustig, op z'n gemak bekijken, overdenkenavoir la tête solide • veel aan zijn hoofd kunnen hebbenavoir toute sa tête • bij zijn volle verstand zijnavoir la tête vide • niet (meer) kunnen nadenken, zich niets meer kunnen herinnerenavoir de la tête • een goed verstand hebbenavoir la tête à ce qu'on fait • zijn hoofd, zijn aandacht bij zijn werk hebbenavoir la tête près du bonnet • een heethoofd, driftkop zijncasser, fendre la tête à qn. • iemand op zijn zenuwen werken, irriterense casser la tête contre les murs • met zijn hoofd tegen de muur lopen, wanhopig zijnchercher dans sa tête • proberen zich iets te herinnerense creuser la tête • z'n hersens pijnigenéchauffer la tête • iemand nijdig, woedend makenn'en faire qu'à sa tête • precies doen waar men zin in heeftfourrer, mettre qc. dans la tête • iets in het hoofd prentense mettre dans la tête, en tête de 〈+ onbepaalde wijs〉 • zich in het hoofd halen, zetten omse mettre dans la tête, en tête que 〈+ aantonende wijs〉 • zich in het hoofd halen, zetten dat, zich inbeelden datidée qui passe par la tête de qn. • idee dat zomaar bij iemand opkomtperdre la tête • het hoofd, zijn verstand verliezen, gek wordenle vin lui tourne la tête • de wijn stijgt hem naar het hoofdtourner la tête à qn. • iemand het hoofd op hol brengenavoir la tête ailleurs • er met zijn gedachten niet bij zijn, afwezig zijn〈 spreekwoord〉 quand on n'a pas de tête, il faut avoir des jambes • wie zijn hoofd vergeet, moet zijn benen gebruikende tête • uit het hoofd, in gedachtenavoir une idée (de) derrière la tête • iets in zijn achterhoofd hebbense mettre à la tête, prendre la tête de • de leiding nemen overà la tête, en tête de • aan het hoofd, aan de leiding vanpar tête • per persoon, per mantête d'ail • knoflookbolletjetête d'épingle • speldenknoptête de ligne • kopstation, beginpunt van een lijntête du lit • hoofdeinde van het bedtête de pipe • pijpenkopvirer tête à queue • helemaal om zijn as draaien, een draai van 180 graden makenwagon de tête • voorste wagontête nucléaire • atoomkopmusique en tête • de muziek vooropcôté tête • kop(zijde), kruisavoir la tête sur les épaules • met beide benen op de grond staanmauvaise tête • dwarsligger, lastpostfaire la mauvaise tête • koppig zijn, dwars liggense cogner, se taper la tête contre les murs • wanhopig naar een oplossing zoekenne plus savoir où donner de la tête • niet meer weten waar te beginnen, overstelpt zijn met werkfaire la tête (à qn.) • mokken (tegen iemand), boos zijn (op iemand)se jeter à la tête de qn. • toenadering zoeken tot iemand, zich bij iemand opdringenlaver la tête à qn. • iemand een flinke uitbrander gevenmonter la tête à qn. • iemand tegen iemand opzettense monter la tête • zich ergens over opwinden, spoken ziense payer (doucement) la tête de qn. • iemand (stiekem) voor de gek houdenpiquer une tête • een duik nemen, duikenredresser, relever la tête • zijn zelfvertrouwen herwinnenrisquer, sauver sa tête • zijn leven wagen, het er levend van afbrengentenir tête • het hoofd bieden, standhoudenen avoir par-dessus la tête • er schoon genoeg van hebben, er de buik van vol hebbenf1) hoofd, kop2) gezicht3) leider4) kopbal5) top, bovenkant -
14 oeuvre
oeuvre [uvr]I 〈m.〉♦voorbeelden:→ piedII 〈v.〉♦voorbeelden:être l'oeuvre de • het werk zijn vanfaire oeuvre utile • iets nuttigs doenfaire oeuvre durable • iets blijvends tot stand brengenfaire oeuvre d'ami • als een vriend handelenmettre tout en oeuvre pour • alles in het werk stellen ommettre en oeuvre • verwerken; aanwendenoeuvres choisies • keuze uit de werkenles oeuvres complètes • het volledige werkatteint dans ses oeuvres vives • in z'n essentiële belangen getroffen1. m1) werken2) bouwwerk2. f1) werk2) werkstuk3. oeuvresf pl
См. также в других словарях:
Herz — 1. Ae frühlich Hatz, en fresche Moth magd Scha (Schaden) wier jod, hölpt ouch noch witt enn schlête Zitt. (Aachen.) – Firmenich, III, 232. 2. Auf einem traurigen Herzen steht kein fröhlicher Kopf. – Heuseler, 83. Dän.: Et sorrigfuld hierte er… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon